SBNO.ORG

Naarden

Het hoofdorgel van de Grote of St. Vituskerk te Naarden werd in 1862 opgeleverd door de Utrechtse orgelmaker Christian Gottlieb Friedrich Witte, fa. J. Bätz & co. Het verving een 16de eeuws instrument waaraan in de loop der eeuwen door vele orgelmakers aan was gewerkt en wat in 1860 in een zo slechte staat was geraakt dat men besloot het te vervangen.
In dit grote orgel van de Fa. Bätz & co zou Witte (afgezien van orgels in bestaande kassen) voor het laatst een rugwerk realiseren. C.G.F. Witte, die na zijn intrede in de firma in 1826 en associatie met Jonathan Bätz in 1833, steeds meer invloed kreeg, heeft in dit orgel zijn ideeën eigenlijk pas goed kunnen verwezenlijken. Dat deze ideeën waren opgedaan tijdens zijn leertijd in Duitsland laat zich raden. Deze invloed is goed af te lezen aan de Bätz orgels tussen 1833 en 1849 (wanneer Jonathan Bätz sterft).
In Naarden horen en zien we pas echt goed wat Witte’s ideale klankwereld was. Opvallend in de dispositie zijn de beide (16’ en 8’) strijkers op het pedaal en de doorslaande Clarinet op het derde manuaal. Al blijft dit laatste register het enige doorslaande tongwerk van C.G.F. Witte, zijn zoon J.F. Witte zou pas in Den Haag (1882) deze weer toepassen. Tevens is de functie van het derde manuaal, gesitueerd achter het hoofdwerk en niet, op de klassieke wijze toegepast als bovenwerk, opvallend. Het is dan ook te betreuren dat dit derde klavier nu toch een bovenwerk is (zie onder).
De kas van het orgel van Naarden is gemaakt in Neogotische stijl. Het grondidee voor dit front deed Witte op bij zijn bezoek aan de Basiliek van St. Denis (bij Parijs), in 1841 gemaakt door Aristide Cavaille-Coll. Het neogotische kasontwerp (overigens met drie manuaalwerken in één kas) inspireerde Witte tot het ontwerpen van een op St. Denis gebaseerd front voor de Zuiderkerk te Rotterdam. Toen dat niet door ging heeft hij zijn idee uiteindelijk toch min of meer kunnen realiseren in Naarden.
Het orgel van Naarden is met onderbrekingen tot aan de liquidatie in 1903 in onderhoud bij de Fa. Bätz gebleven met slechts in 1890 wat uitgebreidere werkzaamheden. Hierna neemt de Fa. de Koff dit over waarbij na de oorlog wat uitgebreider werk werd verricht. In 1965 neemt dan de kerkrestauratie een aanvang waarbij het orgel wordt gedemonteerd. In 1977-1979 wordt het orgel door de Fa. Flentrop gerestaureerd. Omdat nu ook de toren is gerestaureerd is er geen plaats meer voor de magazijnbalgen (die in de toren stonden). Deze worden achter het hoofdwerk geplaatst op de plaats van de lade van manuaal 3. De lade hiervan wordt boven die van het hoofdmanuaal gesitueerd en tevens 180 graden gedraaid waardoor de tongwerken zoals gebruikelijk bij een bovenwerk aan de achterkant komen te staan.
Onlangs is er aan het orgel uitgebreid gewerkt door de Fa. Adema. Dit was nodig vanwege de slechte condities van de (magazijn)balgen en in het algemeen groot onderhoud. Tijdens het werk bleek ook dat de windladen van hoofdwerk en pedaal in veel slechtere conditie waren dan vermoed, met name door uitdroging. Dit alles is hersteld onder advies van Aart Bergwerff waardoor dit orgel weer een waardig exponent is van de orgelmaker Witte. De Stichting heeft dit ondersteund met € 5.000.


2024 © Alexander Bunt